geschiedenis: Ghij mist uw grootste schadt / die ghij ter wereld had

g'

admin

120

c

major

r4 g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 s2 \bar ":..:" g'2. f r4 e4 g a d,4. c8 c4 \bar ":..:" e4. fis8 g4 d4. e8 c4 a f'4 d4. e8 f4 e4. e8 fis4 g c,4( b8) a8 b4. b8 e4 cis4. cis8 f4 d4. d8 e4 f e4. d8 d4^"1)" r f8 f f4 e4. e8 a,4 a r8 d8 b4. b8 e4 f8( e16 d) d4. c8 c4 \bar "||"

Ghij mist uw groot -- ste schadt die ghij _ ter _ we -- reld had, ach! ach! Ghij mist en weet niet wat: ghij ver -- liest son -- der smar -- te Ghij hebt een ver -- driet in "'t geen" ghij hoort _ nog ziet, agh! Ghij ken -- de nogh "'t har" -- te van uw Min -- naer niet Dat al -- le Lief -- de tar -- te, schoon ghij ge -- due -- rig daer _ voor vlied ghij mist uw groot -- ste schadt, die gij _ ter _ wee -- reld hadt, ach! ach! gij mist en weet niet wat. lag het hardt voort uw o -- pen, ach! kon _ dat ge -- schien maer als ghij oyt kundt ho -- pen, soudt _ ghij _ daer in sien, ghij en soudt soo _ niet lo -- pen, gh'en soudt soo niet vliên; ghij mist uw groot -- ste schadt, die ghij _ ter _ wee -- relt hadt, ach! ach! ghij mist en weet niet wat. Ghij die nu on -- be -- dagt, met mij lacht, en mij soo seer ver -- aght, waght uw voor Lief -- dens kraght, houdt ogh wel goe -- de wacht vaert wel dan, _ _ goe -- den nacht, ghij mist uw groot -- ste schadt: als ick uw dan gansch heb ver -- ge -- ten. Zult ghij zien "hoe 't" ver - der _ gaet, ghij sult dan bee -- ter wee -- ten, "hoe 't" _ ge -- _ moedt eens _ Min -- _ naers staet, _ _ _ _ als 't uw dick -- maels wordt _ ver -- wee -- ten, "'t geen" _ gij _ ziet, met _ ver -- _ driet, _ dog te laet.

3/4

admin Sanneke

1) Halve noot in bron.

r4 g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 s2 \bar ":..:" g'2. f r4 e4 g a d,4. c8 c4 \bar ":..:" e4. fis8 g4 d4. e8 c4 a f'4 d4. e8 f4 e4. e8 fis4 g c,4( b8) a8 b4. b8 e4 cis4. cis8 f4 d4. d8 e4 f e4. d8 d4^"1)" r f8 f f4 e4. e8 a,4 a r8 d8 b4. b8 e4 f8( e16 d) d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 \bar "||" g'2 r4 f2 r4 e g a d,4. c8 c4 \bar "||" e4. e8 f4 d4. c8 b4 b e c8( b) b4. a8 a2 e'8 e f4 fis4. fis8 g4 d e8( d) c( b) a4. g8 g2 g'8. d16 f4 f( e8) f e4 e f4~ f8 e d4. c8 c4 \bar "||"

Ghij mist uw groot -- ste schadt die ghij _ ter _ we -- reld had, ach! ach! Ghij mist en weet niet wat: ghij ver -- liest son -- der smar -- te Ghij hebt een ver -- driet in "'t geen" ghij hoort _ nog ziet, agh! Ghij ken -- de nogh "'t har" -- te van uw Min -- naer niet Dat al -- le Lief -- de tar -- te, schoon ghij ge -- due -- rig daer _ _ daer voor vlied ghij mist uw groot -- ste schadt, die gij _ ter _ wee -- reld hadt, ach! ach! gij mist en weet niet wat. lag het hardt voort uw o -- pen, ach! kon _ dat ge -- schien maer als ghij oyt kundt ho -- pen, soudt _ ghij _ daer in sien, ghij en soudt soo _ niet lo -- pen, gh'en _ soudt soo niet vliên; ghij mist uw groot -- ste schadt, die ghij _ ter _ wee -- relt hadt, ach! ach! ghij mist en weet niet wat. Ghij die nu on -- be -- dagt, met mij lacht, en mij soo seer ver -- aght, waght uw voor Lief -- dens kraght, houdt ogh wel goe -- de wacht vaert wel dan, _ _ goe -- den nacht, ghij mist uw groot -- ste schadt: als ick uw dan gansch heb ver -- ge -- ten. Zult ghij zien "hoe 't" ver - der _ gaet, ghij sult dan bee -- ter wee -- ten, "hoe 't" _ ge -- _ moedt eens _ Min -- _ naers staet, _ _ _ _ als 't uw dick -- maels wordt _ ver -- wee -- ten, "'t geen" _ gij _ ziet, met _ ver -- _ driet, _ dog te laet.

r4 g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 s2 \bar ":..:" g'2. f r4 e4 g a d,4. c8 c4 \bar ":..:" e4. fis8 g4 d4. e8 c4 a f'4 d4. e8 f4 e4. e8 fis4 g c,4( b8) a8 b4. b8 e4 cis4. cis8 f4 d4. d8 e4 f e4. d8 d4^"1)" r f8 f f4 e4. e8 a,4 a r8 d8 b4. b8 e4 f8( e16 d) d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 \bar "||" g'2 r4 f2 r4 e g a d,4. c8 c4 \bar "||" e4. e8 f4 d4. c8 b4 b e c8( b) b4. a8 a2 e'8 e f4 fis4. fis8 g4 d e8( d) c( b) a4. g8 g2 g'8. d16 f4 f( e8) f e4 e f4~ f8 e d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 \bar ":..:" g'2\segno r4 f2 r4 e4 g a d,4. c8 c4 \bar "||" e4. e8 d4 d4. e8 f4 f4. g8 e4. e8 d4 c b4. a8 a2 e'8. e16 f4 f4. e8 d2. r4 g4. g8 g4 f4. f8 f4. e8 e4 f16( e d8) d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4\segno e4 f g2 g4 d e f e2 c4 r4 a'4. a8 bes2 g4 g4.( a8) g8( f) g2. \bar ":..:" d4 d e f2 g4 g2 f4 r4 a8( g) f( e) f4 g8( f) e( d) e4 f8( e d c b2.) g'4 d e f4. e8 d8( e) e2 d4 r4 a'8( g) f( e) f4 g8( f) e( d) e( f) d4. c8 c2. \bar ":|."

Ghij mist uw groot -- ste schadt die ghij _ ter _ we -- reld had, ach! ach! Ghij mist en weet niet wat: ghij ver -- liest son -- der smar -- te Ghij hebt een ver -- driet in "'t geen" ghij hoort _ nog ziet, agh! Ghij ken -- de nogh "'t har" -- te van uw Min -- naer niet Dat al -- le Lief -- de tar -- te, schoon ghij ge -- due -- rig _ _ daer voor vlied ghij mist uw groot -- ste schadt, die gij _ ter _ wee -- reld hadt, ach! ach! gij mist en weet niet wat. lag het hardt voort uw o -- pen, ach! kon _ dat ge -- schien maer als ghij oyt kundt ho -- pen, soudt _ ghij _ daer in sien, ghij en soudt soo _ niet lo -- pen, gh'en _ soudt soo niet vliên; ghij mist uw groot -- ste schadt, die ghij _ ter _ wee -- relt hadt, ach! ach! ghij mist en weet niet wat. Ghij die nu on -- be -- dagt, met mij lacht, en mij soo seer ver -- aght, waght uw voor Lief -- dens kraght, houdt ogh wel goe -- de wacht vaert wel dan, _ _ goe -- den nacht, ghij mist uw groot -- ste schadt: als ick uw dan gansch heb ver -- ge -- ten. Zult ghij zien "hoe 't" ver - der _ gaet, ghij sult dan bee -- ter wee -- ten, "hoe 't" _ ge -- _ moedt eens _ Min -- _ naers staet, _ _ _ _ als 't "als 't" uw dick -- maels wordt _ ver -- _ wee -- ten, "'t geen" _ gij _ ziet, met _ ver -- _ driet, _ dog te laet.

r4 g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 s2 \bar ":..:" g'2. f r4 f2 r4 e4 g a d,4. c8 c4 \bar ":..:" e4. fis8 g4 d4. e8 c4 a f'4 d4. e8 f4 e4. e8 fis4 g c,4( b8) a8 b4. b8 e4 cis4. cis8 f4 d4. d8 e4 f e4. d8 d4^"1)" r f8 f f4 e4. e8 a,4 a r8 d8 b4. b8 e4 f8( e16 d) d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 \bar "||" g'2 r4 f2 r4 e g a d,4. c8 c4 \bar "||" e4. e8 f4 d4. c8 b4 b e c8( b) d8( c) b4. a8 a2 e'8 e f4 fis4. fis8 g4 d e8( d) c( b) a4. g8 g2 g'8. d16 f4 f( e8) f e4 e f4~ f8 e d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4 g a8( g) f( e) d4. c8 c4 \bar ":..:" g'2\segno r4 f2 r4 e4 g a d,4. c8 c4 \bar "||" e4. e8 d4 d4. e8 f4 f4. g8 e4. e8 d4 c b4. a8 a2 e'8. e16 f4 f4. e8 d2. r4 g4. g8 g4 f4. f8 f4. e8 e4 f16( e d8) d4. c8 c4 \bar "||" g'4 a g4 g4. f8 e4\segno s2 r4 e4 f g2 g4 d e f e2 c4 r4 a'4. a8 bes2 g4 g4.( a8) g8( f) g2. \bar ":..:" d4 d e f2 g4 g2 f4 r4 a8( g) f( e) f4 g8( f) e( d) e4 f8( e d c b2.) g'4 d e f4. e8 d8( e) e2 d4 r4 a'8( g) f( e) f4 g8( f) e( d) e( f) d4. c8 c2. \bar ":|."

Ghij mist uw groot -- ste schadt die ghij _ ter _ we -- reld had, ach! ach! Ghij mist en weet niet wat: ghij ver -- liest son -- der smar -- te Ghij hebt een geen ver -- driet in "'t geen" ghij hoort _ nog ziet, agh! Ghij ken -- de nogh "'t har" -- te van uw Min -- naer niet Dat al -- le Lief -- de tar -- te, schoon ghij ge -- due -- rig _ _ daer voor vlied ghij mist uw groot -- ste schadt, die gij _ ter _ wee -- reld hadt, ach! ach! gij mist en weet niet wat. lag het hardt voort voor uw o -- pen, ach! kon _ dat ge -- schien maer als ghij oyt kundt ho -- pen, soudt _ ghij _ daer in sien, ghij en soudt soo _ niet lo -- pen, gh'en _ soudt soo niet vliên; ghij mist uw groot -- ste schadt, die ghij _ ter _ wee -- relt hadt, ach! ach! ghij mist en weet niet wat. Ghij die nu on -- be -- dagt, met mij lacht, en mij soo seer ver -- aght, waght uw voor Lief -- dens kraght, houdt ogh dogh wel goe -- de wacht vaert wel dan, _ _ goe -- den nacht, ghij mist uw groot -- ste schadt: als ick uw dan gansch heb ver -- ge -- ten. Zult ghij zien "hoe 't" ver - -- _ der _ gaet, ghij sult dan bee -- ter wee -- ten, "hoe 't" _ ge -- _ moedt eens _ Min -- _ naers staet, _ _ _ _ "als 't" uw dick -- maels wordt ver -- _ wee -- ten, "'t geen" _ gij _ ziet, met _ ver -- _ driet, _ dog te laet.