Heisa, heisa! laat ons nu gaan!
Naar het schoon en lommerrijke boschje!
Daar _ zingt de nachtegaal,
Daar _ kweelt de weduwaal,
Daar _ schuifelt nu de zwarte meer_ laan,
Daar _ kweelt en _ ronkt de tor_ telduif,
de tor_ telduif.
Komt zeere, meisjes, gauw!
"'t Is" al zang en muziek in de velden!
Komt zeere, meisjes, gauw!
Naar het boschje, volgt mij getrouw!
Daar vloeit de klare beek,
Daar vloeit de klare beek
al murmlend langs de keikens.
Komt, zetten wij ons neer "op 't" groen en jeugdig gras!
Komt, plukken wij te zaam de beiers die nu pas
Pekzwart van rijpheid worden!
Toe, toe, toe, toe, komt aan!
De _ zonne blaakt _ en brandt!
Toe, toe, toe, toe, komt aan!
De _ zonne blaakt _ en brandt!
En ginder, en ginder, en ginder, "is 't" _ zoo koel!
En ginder, en ginder, en ginder "is 't" _ zoo koel!
93. - Lied van de Vogelen
Heisa, heisa! laat ons nu gaan! / Naar het schoon en lommerrijke boschje!